Van houten pluggen tot pantoffelhelden
In het dal, tot aan Längenfeld, dan rechtsaf richting Ötztaler Ache. Daar is het, je kan het niet over het hoofd zien. Een opvallend gebouw met een aantal verdiepingen met houten ronde vormen, omringd door naaldbomen. Een geslaagd ontwerp, ongebruikelijk maar samenhangend, lokt de bezoeker al een eerste reactie uit. Maar de verwondering begint pas echt, wanneer je dichtbij komt, heel dichtbij. Als je achter de gevels van het grote houten bouwwerk kijkt.
Het hotel is gebouwd in massief hout zonder lijm en schroeven en de isolatie bestaat uit Tiroolse schapenwol. Voor gevels en constructie is uitsluitend hout uit het dal gebruikt via een regionaal leveranciersnetwerk: het Naturhotel Waldklause is ecologisch. Maar geen jutezak-ecologisch, maar een hypermodern design-ecologisch. Vijfsterren en duurzaamheid, kan dat?
Naturhotel Waldklause heeft een indrukwekkende houten gevel.
In 2001 werden de eerste plannen gemaakt, drie jaar later opent de Waldklause zijn deuren. Gelegen aan de bosrand op de grens van Längenfeld in het Ötztal. In die tijd was het hotel het grootste houten gebouw van Oostenrijk. Alleen de twee trappenhuizen met de nooduitgangen en liftschachten moesten van beton worden gemaakt. „Dat was een vereiste en mag ook nu niet anders worden gebouwd“, vertelt Johannes Auer. Hij is één van de twee zonen van de bouwers en bedenkers van de Waldklause. Irene en Edmund Auer bedachten het hotel, dat nog steeds een familiebedrijf is.
Johannes Auer praat graag over de ecologische inrichting van het huis. Hij toont de houten pluggen in de massief houten wanden van zirben- of vurenhout, die de functie van schroeven, spijkers en lijm overnemen. “Bijna 20 jaar geleden werden we nog uitgelachen. Velen hebben ons verteld hoe we het anders en veel zuiniger konden doen”, herinnert hij zich. Maar daar kwam het idealisme van de Auers samen met een typische karaktertrek van de Tirolers in het Ötztal. „Ze zeggen dat we erg koppig kunnen zijn“, legt Johannes Auer uit en glimlacht vermakelijk. Vandaag de dag bekijkt hij het pragmatisch: „We hebben op het goede moment op het juiste paard gewed.“ Met een 5 sterrenhotel en een gemiddelde bezettingsgraad van 94 procent, daarmee de hoogste in het Ötztal, weet hij waar hij het over heeft. Over het algemeen kan zijn ambitie worden geïmplementeerd en gerealiseerd: certificaten voor 100% groene stroom, aanbevelingen en onderscheidingen van de Tiroolse klimaatalliantie, eco-Tirol en het Ötztal-natuurpark, een platinaprijs als ecoleider in TripAdvisor, het Europese milieukeurmerk en dat van het Oostenrijkse federale ministerie van landbouw, bosbouw, milieu en waterbeheer. Om dit alles tot stand te brengen, moet er veel worden geregeld: van de toeleveringketen tot de inkoop van ingrediënten voor de keuken en van drukwerk tot een eigen afvalbeheerconcept van het hotel, alles wordt zorgvuldig onder de loep genomen. Johannes Auer, zijn familie en de 70 werknemers van het hotel worden echter op kleine schaal geconfronteerd met de echte uitdagingen in het dagelijks leven. 59 kamers en vijf sterren onder één ecologisch dak betekent continue afwegen en balanceren.
Johannes Auer beheert de balans tussen luxe en duurzaamheid.
Aardbeien en zwembadtemperatuur
De ecologische claim in combinatie met een hoger prijssegment is zowel een vloek als een zegen. Het begint al met het ontbijtbuffet. „Er was een enorme commotie toen we besloten om in de winter geen aardbeien aan te bieden“, herinnert Johannes Auer zich. Desalniettemin: de Ötztal-koppigheid en de kennis over de ecologische voetafdruk van ingevlogen aardbeien hebben het gewonnen. Als hij door de houten gangen van zijn hotel loopt, langs het zwembad en de, naar pijnboom ruikende behandelkamers in de spa, heeft hij oog voor detail en ook voor andere kansen. Zoals het verlagen van de temperatuur in het binnenzwembad of buitenzwembad met bijvoorbeeld één tot twee graden. Dat heeft al geprobeerd, maar de reacties lieten niet lang op zich wachten en waren duidelijk: geen veranderingen in de temperatuur! Hier gaf hij meteen aan toe.
Het buitenzwembad van het Naturhotel Waldklause.
Dat is precies waar het in dit balanceren steeds op aankomt: communicatie en gezamenlijk de mogelijkheden of aanpassingen verkennen. In het beste geval zelfs samen met de gasten. „Kijk”, zegt hij, terwijl hij twee verpakte slippers van het bed in een suite pakt. “Wij zijn al heel lang op zoek naar een goede oplossing en hebben er een gevonden. Er was geen wasserette en geen leverancier die ze na het reinigen niet in plastic had verpakt. Dus hebben we zelf een oplossing bedacht.” Zo is een bijpassende papieren insteekzak ontwikkeld van 100% gerecycled natuurlijk materiaal die door een plaatselijke drukkerij is gemaakt. Nu zitten alle Waldklause-slippers in papieren zakken en schoongemaakt in de wasserij. Op een klein bord op de derde verdieping kunnen gasten lezen dat alleen eco-schoonmaakmiddelen worden gebruikt. Nog één van die kleine dingen…
Omdat ze alleen in plastic waren verpakt, is voor de slippers in Hotel Waldklause…
… een speciale verpakking gemaakt.
Maar wat betekent dat eigenlijk: ‚ecologisch zijn‘? Wat als er gekozen moet worden tussen biologisch of regionaal? „Bij twijfel kies ik voor regionaal boven een biologisch label“, zegt hij. Met bijvoorbeeld biologische bieslook uit Venezuela kan hij alleen maar zijn hoofd stoten. En Irene Auer zeker ook, aangezien zij verantwoordelijk is voor het onderhoud van de kruidentuin op het terras van de eerste verdieping. Ook in de keuken worden zoveel mogelijk producten van regionale boeren gebruikt.
In de keuken worden bijna uitsluitend regionale ingrediënten gebruikt.
Ook gasten geven tips
Bij de drankjes gaat het verder: in de zoektocht naar een goed alternatief voor plastic rietjes, waar papier te snel zacht wordt en glas niet praktisch is, kwam de beslissende tip van een gast: een bedrijf in Zuid-Tirol produceert rietjes van volledig composteerbaar plastic. Deze worden nu ook in het hotel gebruikt. Het enige nadeel: ze lijken zo op hun niet-ecologische voorgangers dat de gasten het verschil niet zien.
In de Waldklause drinken mensen door volledig composteerbare rietjes.
Ook op ander gebied vallen de aanpassingen amper op, zegt Auer. Zoals het gebruik van water. Een hotel, vooral met een spa, heeft daar grote behoefte aan. Een energieadviseur bekeek dit voor ons en vond een oplossing: het gebruik van zgn. beluchters in kranen, toiletten en douchekoppen. Hierdoor is het gemiddelde verbruik per douchebeurt teruggebracht van 15 tot minder dan 7 liter per minuut. En niemand merkte het verschil.
Met speciale douchekoppen wordt meer dan 50% water bespaard in de Waldklause.
Van de badkamer door naar de garage: de eigen auto van het hotel is natuurlijk een elektrisch model, een Renault Zoë. Deze wordt opgeladen aan een van de drie laadstations. Net als in de rest van het hotel gaat dat met groene stroom. De energie voor de verwarming en warm water komt via stadsverwarming op haar beurt volledig uit de biomassacentrale van Längenfeld, op minder dan twee kilometer afstand. Dat was een meevaller, want met de zonnepanelen op het dak kon nooit aan de warmtebehoefte op deze schaal worden voldaan. De energiecentrale is oorspronkelijk gebouwd voor het spa- en wellnesscentrum „Aqua Dome“, maar voorziet nu de hele stad van stadsverwarming. Dat gebeurt met houtsnippers uit de regio. Wanneer je de output vergelijkt met de energieopwekking uit stookolie, hetgeen nog steeds vrij gebruikelijk is in de Alpenregio, bespaart de energiecentrale elk jaar bijna 13.800 ton CO2.
Ein Blick hinter die Kulissen: Der "Maschinenraum" ist überraschend klein, da...
De afmeting van het bos
Terwijl de oorsprong van warmte en elektriciteit onzichtbaar is, is er iets anders dat niemand kan ontgaan wanneer je door het hotel en de buitenruimte loopt: hout. Overal zie je hout. Van de muren tot het interieur, van sparren- of dennenhout tot exterieur van lariks. Als je door de kamerhoge ramen naar het omliggende bos kijkt, zie je vele lariksen en sparren op slechts enkele meters van het hotel. „Wat zou de Waldklause zijn zonder een bos?“, zegt Johannes Auer terwijl hij stopt voor een oude, vijf meter hoge, dode boomstam. Hij kijkt op en zegt onderzoekend: “Een specht heeft zich daarin genesteld. Het is goed dat we het zo hebben achtergelaten.” De tip kwam van de plaatselijke boswachter – de Auers werken nauw met hem samen. Net als negen jaar geleden toen het hotel werd uitgebreid en de houten rotonde is gebouwd. “Destijds hadden we elke boom in het bos gemeten om precies te weten welke bomen geschikt waren voor de constructie, waardoor hun hout kon worden gebruikt, zodat we uiteindelijk zo min mogelijk bomen hoefden te kappen.” Al het hout is afkomstig uit het bos rond Längenfeld. Vervolgens is alles herbebost door de boswachter met regionale soorten zoals dennen, sparren en lariks.
Hout is overal te vinden in en rondom de Waldklause.
Veel hout komt uit het plaatselijke bos.
De ontmoeting van design en natuur.
De massief houten constructie is gebouwd zonder schroeven en lijm.
Niet alleen buiten, maar ook binnen is het groen.
Of het nu gaat om verwarmingspanelen of prullenbakken, overal vind je hout.
Als je architect Markus Kastl vraagt naar de bouwmethode van massief hout, dan benadrukt hij de combinatie van een duurzaam hotelconcept dat zich inzet voor de regio en tevens technisch up-to-date is. Natuurlijk waren er uitdagingen. „De houtconstructie had een probleem met de akoestische vereisten“, legt Kastl uit. Johannes Auer herinnert zich deze hindernissen nog goed. Nu kan hij erom lachen en erover vertellen. “Aan het begin van het project”, zegt hij, “is de bouw van de Waldklause bijna mislukt. Er was te veel geluidshinder, de eerste twee prototypes voor de kamers waren niet voldoende geluidsdicht.” Samen met een bouwbioloog van de Universiteit van Innsbruck is onderzoek gedaan om een oplossing te vinden. Natuurlijk ook weer van hout: kurkplaten. Elke kamer is een soort afzonderlijke eenheid en volledig ontkoppeld door een kurklaag, waar geen geluid doorheen komt. Met als resultaat, overal is het stil op de gangen of in de kamers. Vooral wanneer je over de vilten lopers loopt die overal in het hotel te vinden zijn. Waar komt het vilt vandaan? „Het is allemaal gemaakt van schapenwol en komt uit het schapenwolcentrum van Ötztal“, legt Auer uit. Een logische keuze, want zijn grootvader was een plaatselijke herder.
Johannes Auer loopt ook in de toekomst met een opmerkzame en kritische blik door het hotel. Het dagelijks afwegen, het zoeken naar potentieel voor verbetering, het draaien aan de knoppen voor kleine en grote aanpassingen, het vinden van compromissen – dit alles zal doorgaan. Ötztaler staan tenslotte bekend om hun koppigheid en dat kan heel positief uitpakken, zo blijkt…
Fotos: Jörg Koopmann & Lene Harbo Pedersen