In dialect betekent "Wampert" iemand met een dikke buik. Om van een gewone Axamer een Wampeler te maken, heb je een wit linnen hemd (het Pfoat), een rode Loden kiel, een leren riem, veel hooi en een paar helpende handen nodig. Vóór de optochten - de grote vinden om de vier jaar plaats, de kleinere jaarlijks - komen mensen bij elkaar om te hooien. Pluk na pluk hooi wordt onder het shirt gestopt en steeds weer naar beneden getikt. Het geheel wordt vastgebonden met een riem zodat er niets uitvalt, zelfs niet tijdens het worstelen. Uiteindelijk ziet een Wampeler eruit als een Tirools Michelinmannetje: wit, rondborstig en goed gevuld.
Een gebeeldhouwd masker en een zwarte, kegelvormige "fuzzelhaube" maken deel uit van de outfit, maar deze worden alleen tijdens de parade gedragen. Het eigenlijke "rijden" gebeurt zonder deze attributen. Met een houten stok in de hand bewegen de Wampelers zich door het dorp in de gebukte houding van freestyle worstelaars. Hun tegenstanders, de ruiters, mogen hen alleen van achteren aanvallen om ze met een enkele greep op hun rug te gooien. Op dat moment hebben het hooi en het shirt zin: het ene beschermt de Wampeler (meestal) tegen verwondingen, het andere laat zien wie het best in staat was om de aanvallen af te weren. Na twee rondes door het dorp is de winnaar de Wampeler wiens shirt het schoonst is gebleven.
Overigens is de parade meestal niet zo drastisch als de Wampelerreiten. Andere Axamer en Axamer vrouwen kruipen in de huid van de verschillende "Laniger": de Tuxer maakt de weg vrij voor de Wampelers, de Bujazzl speelt zijn grappen, de altboarischen Paarln en de Flitscheler met hun gewaden gemaakt van maïsbladeren zijn mooi om naar te kijken. Mensen hebben plezier, paraderen door het dorp, durven te dansen of drinken een schnaps met de toeschouwers. En zelfs de Wampeler en de ruiters eindigen de dag in harmonie. Eindelijk is de strijd tegen de winter voorbij en kan de lente beginnen.